“Denk er maar niet te veel meer aan”, had haar man tegen haar gezegd.

Die ochtend had ze zich geuit over haar overleden moeder, die dag precies 4 jaar geleden. Ze kreeg tranen in haar ogen. “Ik weet dat hij het goed bedoelde, maar het denken is het probleem toch niet?” Vragend keek ze me aan. “Nee”, zei ik, “ik denk ook niet dat ‘het denken’ het probleem is, wat vooral pijn doet is het voelen.”

De pijn zat in haar hele lichaam.

In de dichtgeknepen keel en het bonzende hart. In de gespannen kaken en het drukkende gevoel in de buik. In de suizende oren en het wazige zicht.

En naast die fysieke sensaties, zóveel emoties. Verdriet, maar ook boosheid, onmacht, frustratie, een gevoel van lamgeslagen zijn. Soms voelde ze zich schuldig omdàt ik nog zoveel voelde, alsof ze achterbleef waar de wereld allang was doorgegaan. En in haar hoofd liepen de stemmen door elkaar:

Het is al zo lang geleden.

Zo is het nou eenmaal.

Ik wil dit niet.

Laat het gevoel toe.

Stel je niet aan.

Ik zei tegen haar: “Kan het zijn dat niet het voelen zelf pijn doet, maar jouw gevecht ermee?”

Wat als er niets anders hoeft te zijn dan wat het op dit moment is? Als je je verdriet even vast mocht houden, zoals je een kind zou vasthouden? Niet om het te veranderen of op te lossen, maar om erbij te blijven. Om jezelf niet langer weg te duwen, maar jezelf vast te houden met alles wat je voelde?

Dus niet strijden tegen de emoties, maar zacht zijn voor delen in jou die het nog moeilijk hebben. Niet de tranen wegduwen, maar ze de ruimte geven. Niet over het verdriet heen praten, maar jezelf toestaan ermee te zijn. En om ook mild en compassie-vol te zijn voor dat gedeelte in jou die denkt dat ze ‘sterk’ moet zijn. Vriendelijkheid voor het lichaam dat het gemis én de liefde nog steeds in zich draagt.

En nee, je hoeft er niet minder aan te denken. Ook alle gevoelens mogen er zijn. Er anders mee om gaan, met minder weerstand en verzet, kan al een hele verademing zijn.